32 FOOT
De saxofoons van BL!NDMAN brengen orgelwerken van Johann Sebastian Bach. Het orgel had in Bachs tijd orkestrale proporties aangenomen die door de componist ten volle benut zijn.
Door het opsplitsen van de stemmen komt het briljante van de composities des te meer aan de oppervlakte. Door verdubbeling met elektronica worden de lage tonen die eigen zijn aan de 32-voeters van de grote orgels gegenereerd. BL!NDMAN verwordt tot een menselijk orgel bewogen door adem.
De CD 32 FOOT / the Organ of Bach in 2014 bekroond met de KLARA voor beste CD-opname.
Eric Sleichim: artistieke leiding, arrangementen, tubax en electronica
BL!NDMAN [sax]
Pieter Pellens: sopraansaxofoon
Hendrik Pellens: altsaxofoon
Piet Rebel: tenorsaxofoon
Sebastiaan Cooman: baritonsaxofoon
32 FOOT / The Organ of Bach is een BL!NDMAN-productie in opdracht van en in coproductie met Festival Oude Muziek Utrecht en deSingel en in samenwerking met KlaraFestival en Flagey.
Programma
Johann Sebéstian Bach / Arr. Eric Sleichim:
BWV 598: Pedal-exercitium in G minor
BWV 582: Passacaglia & Fuga in C minor
Organ Chorale: Meine Seele
BWV 583: Trio in D minor
BWV 564: Toccata in C Major
Franco Donatoni: Rasch
of
Frederik Neyrinck: B.S. unfolded …
Johann Sebéstian Bach / Arr. Eric Sleichim:
BWV 535: Prelude & Fugue in G minor
BWV 596: Concerto in D minor nach Vivaldi
Pers
Agenda
Hedendaagse echo’s van een muzikaal verleden
BL!NDMAN’s benadering van oude muziek met moderne instrumenten is eerder gericht op een hervormende transformatie dan op een exacte imitatie. De afgelopen 20 jaar is BL!NDMAN voortdurend op zoek geweest naar een saxofoongeluid dat een nieuw licht werpt op oude muziek. Centraal daarbij staat het timbre, en de manier waarop de toon bewust beïnvloed kan worden door het hele lichaam, zelfs de stemkast.
In Bachs tijd was het orgel als een enorme synthesizer; de ‘koning der instrumenten’ met zijn ontelbare tinten en mogelijkheden. Om meerstemmige muziek te kunnen spelen, heeft de organist, door van klavier te wisselen, toegang tot een reeks registers waardoor het weefsel van stemmen perfect kan worden gevolgd. Het kwartet kan deze differentiatie bereiken door gebruik te maken van het zeer specifieke spectrum van elke saxofoon – sopraan, alt, tenor en bariton.
Bij het arrangeren van orgelwerken word je voortdurend geconfronteerd met melodieën waarvan de hoge of lage noten buiten het bereik van een van de individuele saxen liggen. Opwindend call and response-spel komt dan om de hoek kijken, waarbij motieven en melodieën bijna ongemerkt worden doorgegeven, als in een muzikale estafette. De instrumentatie volgt nauwgezet de structuur van de muziek, zoals het spel van thema’s, contra-thema’s en spill-over passages in de fuga’s, of de variatietechniek in de Passacaglia.
Toen ik Bachs orgeloeuvre doornam, viel het me op dat hij zelden een specifiek register of toon omschrijft. Slechts in één partituur noemt Bach expliciet het extreem lage 32 ft register: dat van Vivaldi’s Concerto in D minor, dat hij voor orgel herschreef. Dit is een prachtig stuk, waarin de majestueuze rijkdom van het orgel wordt verenigd met Vivaldi’s levendige instrumentale virtuositeit. Hier worden de pedaalpassages, bedoeld voor de langste orgelpijpen of baspijpen, de 16- en 32-voets, gespeeld op een tubax (een nieuw 21e-eeuws instrument, als een soort contrabassax).
Het openingswerk, Pedal-exercitium BWV 598, is een fragmentarisch bewaard gebleven solo van 33 maten, bedoeld om het pedaalwerk van de organist in opleiding te verbeteren. Naast zijn tien vingers, die drie of vier klavieren op het orgel kunnen bedienen, gebruikt een organist ook beide voeten. Hoewel techniek het belangrijkste punt is van deze pedaalstudie, behoort de beroemde Passacaglia in c BWV 582 al tot de categorie ‘kunst die kunst verhult’. Aan het begin horen we het pedaal namelijk heel duidelijk, in een eenvoudige melodie van acht maten, maar in het uitwaaierende vervolg doet Bach zijn uiterste best om te verhullen dat het juist die paar eenvoudige noten zijn die het fundament vormen waarop het hele krachtig opgebouwde bouwwerk rust.
Deze Passacaglia toont Bach op het toppunt van zijn variatievermogen. Bachs orgelwerk bevat een onuitputtelijke rijkdom aan genres, vormen en stijlen, zelfs binnen één en dezelfde compositie. Toccata, adagio, fuga BWV 564 is hier een treffend voorbeeld van. Bij Bach groeide de Toccata – ooit begonnen in Venetië als een soort vrije improvisatie om de vingers los te maken en de luisteraar te imponeren met snel gespeelde passages – uit tot een monumentaal, soms meerdelig werk dat hij vaak afrondde met een fuga. Deze Toccata kan in drie delen worden verdeeld. Alleen het rapsodische begin is een echte toccata, waaraan Bach een Adagio en een Fuga heeft toegevoegd.
Natuurlijk is het orgel nauw verbonden met kerkmuziek. Maar Bach maakte bepaalde vormen van wereldlijke muziek toegankelijk voor organisten. De nieuwe Italiaanse muziek, vooral die van Vivaldi, inspireerde hem hiertoe. Het Concerto in D klein BWV 596 is een werk voor orgelsolo dat hij modelleerde naar het voorbeeld van Vivaldi’s vioolconcerti. Het vijfdelige werk heeft twee zeer korte, langzame onderbrekingen – een Grave van drie maten en een Largo van drieëntwintig maten. De substantiële delen zijn voornamelijk het middendeel (een fuga) en de finale. Het is waarschijnlijk geen toeval dat hij onder andere koos voor een concerto met een fuga (nogal ongebruikelijk bij Vivaldi).
De Triosonata BWV 583, een prachtig adagio, heeft ook een wereldlijk karakter; een ‘sonata da camera’ waarin twee solisten worden begeleid door de basso continuo (hier de baritonsaxofoon). Een combinatie van Italiaanse melodieusheid en solide contrapunt.
Opvallend aan het Preludium BWV 546 is de terugkerende, plechtige ritournelle, afgewisseld met fugatische triolen, terwijl het Preludium en Fuga BWV 535, een later herzien werk uit zijn jeugd, duidelijke sporen vertoont van een traditie die hij van Buxtehude heeft geërfd. Een fuga hoeft echter niet altijd over te komen als een strikt wiskundige vorm. Een voorbeeld hiervan is BWV 578, een van Bachs vroegste grootschalige orgelfuga’s, ook wel bekend als de ‘Kleine Fuga’, die al meerdere bewerkingen heeft ondergaan.
Eric Sleichim, juli 2013